De afgelopen weken werden zowel Dua Lipa als Ed Sheeran geconfronteerd met beschuldigingen van plagiaat. Er staat veel op het spel, want het gaat om hun hits Levitating en Shape Of You. Plagiaat, het al dan niet bewust lenen van andermans werk, is zo oud als de popmuziek. Een overzicht van de meest geruchtmakende zaken, van The Beatles tot Coldplay.
Het succes van de hit Blurred Lines kreeg een bitter bijsmaakje toen dit samenwerkingsverband de nabestaanden van soulzanger Marvin Gaye achter zich aankreeg. Die claimden dat het nummer grote overeenkomsten vertoonde met Got To Give It Up, een hit uit 1977. Thicke en Williams hoopten zich eruit te redden door te zeggen dat het nummer alleen ‘het gevoel’ van Marvin Gaye had, maar daar tuinden de juryleden niet in. Na een procedure die twee jaar duurde, kregen de eisers naar verluidt ruim 6 miljoen dollar toegewezen.
Come As You Are was de tweede single, afkomstig van het monstersucces dat Nirvana’s tweede album Nevermind was. Het viel de leden van de Britse rockband Killing Joke op dat de gitaarriff wel erg leek op die van hun eigen songs Eighties, een nummer uit 1984. Zouden de leden van The Damned niet hebben op zitten letten? Killing Joke overwoog om er een zaak van te maken, maar vanwege de dood van Kurt Cobain en het einde van Nirvana kwam het daar niet van. De vrede werd uiteindelijk getekend: in 2003 drumde Dave Grohl op het titelloze album van Killing Joke.
Coldplay en Joe Satriani, een Britse popband en een Amerikaanse gitaarmonster, lijken twee totaal verschillende muzikale universums. Toch kwamen deze partijen elkaar tegen in de rechtszaal. In 2008 claimde Joe Satriani dat Coldplay voor hun hit Viva La Vida leentjebuur had gespeeld bij zijn nummer If I Could Fly, afkomstig van zijn album uit 2004, Is There Love In Space?. De beschuldigden ontkenden in alle toonaarden. Toch werd er een schikking getroffen, waarover de betrokkenen zich sindsdien in stilzwijgen hullen.
George Harrison bewees in 1970 met zijn epos All Things Must Pass en de daarvan afkomstige wereldhit My Sweet Lord dat er een muzikaal leven na the Beatles was. De vreugde daarover werd behoorlijk getemperd toen hij de advocaten van een Amerikaanse uitgeverij op zijn dak kreeg. Het nummer zou wel erg lijken op He’s So Fine van Ronnie Mack, in 1963 een hit voor de meidengroep The Chiffons. De onderhandelingen sleepten zich decennia voort en pas in de jaren 90 kwamen de partijen tot een definitieve overeenkomst.
Radiohead distantieerde zich al vroeg van de eerste hit Creep, een nummer uit 1992. Het zou niet meer representatief zijn voor het bandgeluid. Er speelde wellicht meer mee. De band werd aangeklaagd door de uitgever van The Air That I Breathe, een nummer van Albert Hammond en Mike Hazelwood dat in 1974 een hit was voor de Britse popgroep the Hollies. De zaak werd geregeld en sindsdien staan de twee vermeld als co-componisten. In 2018 kreeg zangeres Lana Del Ray op haar beurt de uitgeverij van Radiohead achter zich aan, vanwege de overeenkomst tussen haar Get Free en Creep. Voor zover bekend leidde het echter niet tot een rechtszaak of een regeling.
De eerste albums van Led Zeppelin zijn zo’n beetje een handboek voor ‘lenen van andermans liedjes en hopen dat niemand het opvalt.’ Zo’n beetje elk nummer is wel eens door een gretige advocaat, uitgever of componist tegen het licht gehouden. Soms met succes, soms ook niet. De Amerikaanse singer-songwriter Jake Holmes sleepte in 2010 de band voor de rechter omdat Led Zeppelin zijn Dazed And Confused op hun debuut hadden gezet. De zaak werd geschikt en sindsdien staat op heruitgaven onder de titel: ‘By Page – inspired by Jake Holmes.’ De componist zal er financieel ongetwijfeld ook wijzer van geworden zijn. Daarin slaagden niet de erven van de leden van de Amerikaanse rockband Spirit, die in 2014 claimden van het nummer Taurus uit 1968 als blauwdruk had gefungeerd voor Stairway To Heaven. Extra bezwarend was het gegeven dat Led Zeppelin tijdens hun eerste Amerikaanse tournee in het voorprogramma hadden gestaan van datzelfde Spirit, waarbij ze dat nummer gehoord moeten hebben. De zaak sleepte zich jaren voort, maar werd uiteindelijk door de Amerikaanse rechter afgewezen.
Venus is vermoedelijk de grootste hit die de Nederlandse popmuziek heeft voortgebracht. Het was in 1970 niet alleen een internationale nummer-1 hit in de originele uitvoering van Shocking Blue, het liedje is sindsdien talloze keren gecoverd en gebruikt in commercials. Het gitaarintro lijkt wel erg op dat van Pinball Wizzard van The Who, maar dat kan aan toeval toegeschreven worden. De overeenkomst met de melodie en het tempo van The Banjo Song uit 1963 van de Amerikaanse folk band The Big 3 laat zich wat minder eenvoudig wegwuiven. Zeker gezien het immense succes van Venus is het opvallend dat dit nog nooit tot juridische stappen heeft geleid.
Zowel tekstueel als muzikaal vertoonde Come Together, een nummer geschreven door John Lennon, opvallende overeenkomsten met You Can’t Catch Me, een song uit 1956 van Chuck Berry. Dus de uitgever van het betreffende nummer gealarmeerd. De uitkomst was opvallend: Lennon beloofde als compensatie een coverplaat op te nemen, met songs uit de catalogus van diezelfde publisher. Hij probeerde daar later onderuit te komen, maar na veel gedoe leidde het in 1975 toch tot het door Phil Spector geproduceerde album Rock ‘N’ Roll.
Child In Time laat zien dat niet elke plagiaatzaak voor de rechter hoeft te eindigen. Deep Purple heeft nooit ontkend dat het epische nummer uit 1970, inclusief het karakteristieke toetsenintro, overgenomen is van Bombay Calling van de Amerikaanse band It’s A Beautiful Day. Die groep nam het laconiek op, vertelde in interviews het wel een eer te vinden en jatten voor hun eigen song Don And Dewey een stuk van Deep Purple’s Wring That Neck. Wat de Britse hardrock band op zijn beurt ook weer prima vond. Zo kan het dus ook.
The most strange one: Creedence versus John Fogerty