Johan Derksen is een nog grotere bluesliefhebber dan voetbalkenner. De mediapersoonlijkheid maakt van zijn hart geen moordkuil en dat hart stroomt dus over van de liefde voor blues. Samen met zijn invloedrijke vrienden Gregory Elias en Jan Lagendijk is Derksen medeverantwoordelijk voor het in de markt zetten van het Holland International Blues Festival. We interviewden Derksen in 2017 aan de vooravond van zijn meest favoriete weekend.
Hoe ben je voor het eerst met blues in aanraking gekomen?
“Ik verhuisde met mijn ouders van Nijmegen naar Drenthe. Mijn vader was bij de politie, evenals de vader van Eelco Gelling. Harry Muskees vader was beroepsmilitair. Dus we hadden wel een band: wij waren van die zoontjes van geüniformeerde mensen die in de sixties helemaal lossloegen. Via Harry leerde ik de blues kennen. Ik was in de jaren zestig eerst nog in de ban van Mersybeatbands, terwijl Harry al met albums van John Lee Hooker en Muddy Waters onder z’n arm liep. Ik weet nog wel dat ik een keer tegen ’m zei: ‘Die Muddy Waters covert liedjes van Billy J. Kramer.’ Maar het omgekeerde bleek dus het geval: die Engelse bands speelden allemaal bluesnummers na. Toen ik me dat besefte ben ik me in de blues gaan verdiepen. En als je dat eenmaal doet, heb je levenslang de blues.”
Werd je meteen door de bluessound gegrepen?
“Een van mijn favoriete bands in de jaren zestig was Them, met Van Morrison. Ik luisterde ook naar The Animals, The Spencer Davis Group, John Mayall en The Yardbirds en zat dus al een beetje in de blueshoek. Maar verder wist ik – en wisten we in Nederland – in de jaren zestig niks van blues. Nederland was toen nog geen bluesland. Die Engelse bands hebben de blues eigenlijk naar Nederland gebracht en de belangstelling gewekt. Harry Muskee was wat ouder en was dus al een van de weinigen die wel al bluesplaten had. Hij luisterde ook naar het radiostation Voice Of America, waarop veel blues werd gedraaid. Wij hadden nog nooit van Howlin’ Wolf gehoord en Harry wel. Via hem leerde ik ook dat soort muzikanten kennen en ben ik verder op zoek gegaan.”
“Tegenwoordig is radio een doorgeefluik van een emmer bullshit en tien gouwe ouwe.”
Tegenwoordig heb je Spotify en YouTube en kun je naar lieve lust naar muziek graven. Hoe deed jij dat voor het digitale tijdperk?
“Radio was toen nog een doorgeefluik van muziek. Tegenwoordig is radio een doorgeefluik van een emmer bullshit en tien gouwe ouwe. Vroeger kwamen die oude bluesbands nog wel voorbij, zoals John Mayall, Them en The Moody Blues – toen dat nog een echte bluesband was. En in navolging van Harry ben ik ook naar het radioprogramma Voice Of America gaan luisteren. Presentator Willis Conover draaide blues en via hem hoorde je de meest bijzondere dingen. Bobby Parker bijvoorbeeld. Geweldige bluesplaten maakte die man. Die albums vond je echter niet in de Nederlandse platenzaken; die moest je echt bestellen uit Amerika. Dat heb ik veel gedaan. Later runde Jan Venhuizen, die manager van Cuby + The Blizzards is geweest, een platenzaak in Assen en in Groningen had je Roel Hemmes met een platenzaak die al snel veel blues had. Ik heb de vakken met blues in de platenzaken sindsdien steeds kleiner zien worden. Als je geluk hebt, ligt er nog The Best Of B.B. King en The Best Of John Lee Hooker. Voor de rest vind je niets meer. Je hebt nog maar een paar zaken in Nederland waar je nog echt blues kunt vinden.”
Wat is je favoriete platenzaak van dit moment?
“Voor blues heb je eigenlijk maar één zaak en dat is Triple J Records in Tiel. Ik ben over de hele wereld in blueszaken geweest, ook in heel Amerika, maar ik heb nog nooit een zaak gezien zoals Triple J in Tiel. Die is alleen op zaterdag open. Maar daar staat van alles. Mensen uit heel Europa komen daar inkopen doen. Ook een heel goede is Sounds in Venlo. Dat is eigenlijk de beste platenzaak van Nederland, want daar hebben ze ook veel soul, country, rock en sixties.”
Hoe consumeer jij de blues?
“Ik verzamelde ooit vinyl, maar daar ben ik mee gestopt omdat het zoveel ruimte inneemt. Ik doe nu alles op cd. Spotify heb ik ook wel, maar is allemaal veel te ingewikkeld voor mij. Ik ben van de laatste generatie die cd’s koopt. Ik ben ook de laatste die radioprogramma’s maakt met koffers met cd’s. Dat vinden ze bij de radiostations ook heel ouderwets. Ik vind het juist wel lekker met zo’n cd en een boekje erbij. Ik heb een unieke verzameling voor een particulier – al zeg ik het zelf: zo’n 25 tot 30 duizend cd’s. Daarbij ben ik niet alleen in de jaren vijftig blijven hangen, met Little Walter en zo. Ik volg ook heel erg wat nu op bluesgebied te koop is.”
“Blues is inmiddels muziek voor de blanke middenstand en stiekem elitair aan het worden.”
Welke moderne artiesten of platen kan je adviseren?
“Op het ogenblik volg ik Tab Benoit uit Louisiana heel erg. Dat vind ik een zwaar onderschatte gitarist. De 22-jarige Marcus King, die met The Marcus King Band naar ons Holland International Blues Festival komt, is ontdekt door Warren Haynes van The Allman Brothers en dat is eigenlijk al meteen een garantie voor kwaliteit. Over tien jaar is Marcus King een heel grote jongen. Daarnaast behoren Jonny Lang en Kenny Wayne Sheppard tot de beste bluesartiesten van de jongere generaties. De beste van dit moment vind ik eigenlijk Tinsley Ellis, maar hij is inmiddels een zestige. Het valt wel op dat bijna alle nieuwe talentvolle doorgebroken Amerikaanse bluesgitaristen blank zijn. Bernard Allison en Eric Gales zijn nog twee zwarte bluesgitaristen van een jongere generatie, maar voor de rest zijn het allemaal blanke muzikanten. Blues is inmiddels muziek voor de blanke middenstand en stiekem elitair aan het worden.”
Wat vind je van het actuele succes van Joe Bonamassa, die zaterdag ook naar Holland International Blues Festival in Grolloo komt?
“Hij is een publiekstrekker. Hij brengt blues zo commercieel en licht verteerbaar dat die voor een breed publiek is. Ik kijk zelf echter meer uit naar Jeff Beck dan naar Joe Bonamassa. Eigenlijk vind ik Tommy Castro ook interessanter dan Bonamassa, maar ik denk niet dat veel mensen een kaartje kopen voor Tommy Castro. Als je een festival organiseert, moet je ook rekening houden met de commerciële waarde van een artiest. Bonamassa hangt tegen de rock aan en spreekt ook jongeren aan. Hij heeft de blues wel weer een beetje op de kaart gezet en is in die zin een beetje de opvolger van Eric Clapton. Daarom ben ik wel heel blij dat hij komt.”
Over Clapton gesproken: kunnen we hem nog een keer in Grolloo verwachten?
“Die zouden we natuurlijk heel graag een keer willen hebben en dat hebben we aan het begin ook al een keer geprobeerd, maar hij is enorm selectief in waar hij nog speelt. En zeker in het begin hadden we nog geen status. Inmiddels kunnen we grotere artiesten krijgen omdat het management en de artiest maar even hoeven te googelen om te kijken wie er al hebben gespeeld. Dan zien ze dat Buddy Guy, Bonnie Raitt en Beth Hart bij ons hebben gespeeld en dat helpt. Jeff Beck vond het bijvoorbeeld erg leuk dat de Ringo Starr And His All Starr Band komt spelen en dat was voor hem ook een reden om te komen. Wij hebben hem elk jaar gevraagd, maar meestal was hij te druk met het repareren van klassieke bolides. Die hobby gun ik hem ook wel hoor.”
Hoe gaat het met je theaterprogramma Keep The Blues Alive?
“De blues wordt niet meer gespeeld, alleen in kroegen en op een paar bluesfestivals. Er is echter nog wel een doelgroep en dat merken we met Keep The Blues Alive. We hebben nu zo’n vijftig shows gedaan en die waren allemaal uitverkocht. We trekken het 40+ publiek naar de theaters en dat is een doorslaand succes. Dat is niet per se de doelgroep die graag naar de kroeg of een festival gaat. Na de derde band hebben ze pijn in de rug van het staan en willen ze naar huis. In de schouwburg heb je een goed kopje koffie, een goed glaasje wijn, schone toiletten en een luie stoel. Je krijgt dus een avond blues in een chique ambiance. Dat wil die doelgroep. Die mensen hebben ook het meeste geld in de zak. Het blijkt een gat in de markt.”
En een goede, belangrijk speelplek voor Nederlandse bluesbands: waarom is die er eigenlijk niet?
“Je moet natuurlijk wel een beetje kwaliteit brengen. De meeste bluesbands zijn niet zo interessant omdat er vaak zo’n freakerige, egotrippende sologitarist de hele avond met zijn gitaar staat te janken. De artiesten die bij Keep The Blues Alive spelen, doen een nummertje of vier en dan komt er weer een andere band. De hele avond is dus bijzonder afwisselend.”
Jij, Gregory Elias en Jan Lagendijk zijn nog wel van plan om een bluesclub in Rotterdam te beginnen toch?
“Jazeker. We zijn op zoek naar een pand waar we minimaal 500 bezoekers kunnen ontvangen. We willen wat betere bands daar hebben en dan moet je daar wel wat mensen in kwijt kunnen. Dat is een stad als Rotterdam niet gemakkelijk. We hadden al een pand op het oog, maar dat is door geluidstechnici afgekeurd. Maar we hebben geen haast; we zoeken rustig verder tot we het juiste pand hebben gevonden.”
Waarom Rotterdam?
“Jan Lagendijk heeft daar een huis en wil graag z’n hobby in de achtertuin, haha! Gregory, Jan en ik zijn een heel gek stel. Haast niets wat wij doen is kostendekkend. Als we ooit winst gaan maken dan gaat die winst naar een goed doel. We zijn dus echte blues-idealisten.”
http://www.hollandinternationalbluesfestival.com