Nieuws
The White Album, een raadselachtige plaat

Het had er alle schijn van dat 1968 geen goed jaar voor de Beatles zou worden. En zeker geen jaar waarin ze een succesvolle plaat zouden uitbrengen.

Het plotselinge overlijden van hun manager Brian Epstein in de zomer van 1967 had de groep verweesd achtergelaten. Paul McCartney probeerde diens rol en daarmee de leiding op zich te nemen, maar daarvoor waren de ego’s binnen de band te groot. Regelmatig stonden de Beatles dan ook op voet van oorlog met elkaar. Ringo verliet de groep, technicus Geoff Emerick nam, na de zoveelste schoffering tijdens een opnamesessie ontslag, en zelfs producer George Martin gaf er de brui aan en ging onaangekondigd ‘op vakantie’. Dat John Lennon zijn nieuwe vlam, een zekere Yoko Ono, mee nam naar de studio, was nou niet echt bevorderlijk voor de sfeer. Zeker niet toen zij ook nog de behoefte voelde om Paul en George muzikaal advies te geven.

De Fab Four had overduidelijk genoeg van elkaar en ook het publiek was niet meer zo enthousiast als tijdens de hoogtijdagen van Beatlemania. De groep was twee jaar geleden gestopt met toeren en raakte daardoor het contact met de fans kwijt, er kwamen nieuwe bands die een plek in de hitparade opeisten en het was niet meer vanzelfsprekend dat elke Beatles-single automatisch op 1 terecht zou komen. 
Goed, hun vorige album, Sgt Pepper, was een artistiek en commercieel succes geweest en de soundtrack van de summer of love, maar de stijl van die plaat was inmiddels zo vaak nagedaan – zelfs door The Rolling Stones – dat het publiek Pepper- en misschien wel Beatles-moe was geworden. Bovendien was de wereld in 1968 grimmiger geworden na de moorden op Robbert Kennedy en Martin Luther King en met de Vietnamoorlog op haar dieptepunt; het doemdenken van de jaren zeventig bonsde al op de deur en de hippie-zomer van All You Need Is Love leek een eeuwigheid geleden.

Op kerstavond ‘67 verscheen hun nieuwe film op de Britse tv, maar die deed hun populariteit niet veel goeds: een draak van een verhaal, onsamenhangend, navelstaarderig, afstandelijk met soms zelfs afstotende muziek. Voor het eerst leken er grenzen aan het succesverhaal van John, Paul, George en Ringo.

Nee, 1968 zou geen goed jaar voor de Beatles worden. En zeker geen jaar waarin ze een succesvolle plaat zouden uitbrengen. Het werd het jaar van The White Album.

Na de briljante recht-toe-recht-aan popsongs van het album A Hard Day’s Night, en na het perfectionistische gelaagde studiowerk op Revolver en Sgt. Pepper en nog voor de volwassenheid van hun allerlaatste periode, was daar op 22 november de dubbel-lp met de iconische witte hoes. Een raadselachtige plaat. Een LP die naast geniale liedjes – het blijven natuurlijk wel de Beatles – gekenmerkt wordt door losse onuitgewerkte ideeën, een handvol zwakkere nummers en en ronduit ontoegankelijke nummers, maar die desondanks hun meest succesvolle album zou worden.

Een dubbelaar die elke marketeer tegenwoordig een hartverzakking zou geven. Want wat is het? Pop, rock, avant-garde, music hall, folk, country, metal of kindermuziek? Een album dat in geen enkel genre valt in te delen, tenzij ‘White Album’ een genre op zichzelf zou zijn. En toch vormt de plaat vanaf de Beach Boys-pastiche Back In The USSR tot het knetterharde Helter Skelter en het zoete slaapliedje Good Night een onmiskenbare eenheid. Hoe kregen ze dat toch voor elkaar?

Het verhaal van de Beatles is overbekend. Vier tieners treden jarenlang op in clubs in Hamburg en hun thuisstad Liverpool, totdat Brian Epstein, eigenaar van een lokale platenwinkel, in november 1961 in zijn lunchtijd een concert bezoekt, direct hun talent herkent, aanbiedt hun manager te worden en de vier in zwart leer geklede smoezelige rockers omvormt tot een poppy boyband. Tevergeefs leurt hij vervolgens langs de grote platenmaatschappijen tot ze uiteindelijk auditie mogen doen bij Decca. De afwijzing die zou volgen is de geschiedenis ingegaan als de grootste vergissing uit de popmuziek, maar wie de opnames tegenwoordig terugluistert kan het moeilijk oneens zijn met Dick Rowe van Decca. (Overigens zou Rowe zijn fout later goedmaken door onder andere de Rolling Stones, The Animals, The Moody Blues, Then (met Van Morrison) en Tom Jones een contract aan te bieden) 
Vlak daarna vinden de Beatles alsnog onderdak bij het EMI van George Martin en dan gaat het snel. In een mum van tijd groeien ze uit tot de grootste popgroep aller tijden, rijgen nummer 1 hits aan elkaar, breken als eerste Europese band door in de Verenigde Staten, spelen in drie films en veranderen en passant ook nog even de loop van de popmuziek.

‘They gave their money, and they gave their screams. But we kind of gave our nervous systems’, zou George Harrison later over zijn Beatlestijd zeggen. De immense druk begon inderdaad zijn tol te eisen. In 1968 was er niet veel meer over van die vier springerige knullen die in dezelfde kostuums, met hun mop-tops, dansbare liefdesliedjes zongen, waarbij ze met hun koppies op het ritme knikten, zo nu en dan yeah riepen om afsluitend synchroon te buigen. Het vierkoppig monster, zoals Mick Jagger hen treffend omschreef, was moe. Uitgeput. En snakte naar een pauze.

Precies op het juiste moment verscheen daar opeens guru Maharishi Mahesh Yogi, die de Beatles uitnodigde naar India te komen om gezamenlijk op zoek te gaan naar spirituele antwoorden. Het Grote Geheim Des Levens bleef ondanks alle transcendentale meditaties een Groot Geheim, maar de Beatles stuitten wel op iets anders, namelijk een ongekende inspiratie. Ver weg van alles wat hen dwong een Beatle te zijn, voelden ze zich bevrijd en in een paar weken schreven ze maar liefst 48 nieuwe songs, waarvan de meesten op The White Album terecht zouden komen, een paar op Abbey Road en de rest op hun soloplaten.

De reis naar India zou daarmee een hoogtepunt in de geschiedenis van de band kunnen zijn, ware het niet dat het tegelijkertijd het begin van het einde inluidde. Het was het moment waarop de onderlinge verwijdering definitief zichtbaar werd. De tieners van een paar jaar eerder die nog luisterden naar hun manager, waren nu midden-twintigers met echtgenotes, gezinnen en eigen muzikale ambities en voorkeuren. Wat ze nooit voor mogelijk hadden gehouden, was inmiddels een feit: de groep was niet meer het allerbelangrijkste in hun leven. Sterker nog, de groep voelde eerder als een beperking, als een keurslijf. In India wilde George zich voornamelijk concentreren op de Oosterse filosofie, John was vooral bezig zijn vrouw Cynthia te ontlopen terwijl hij smoorverliefd wachtte op brieven van Yoko, en Paul had het verblijf in Rishikesh al snel gezien en vertrok naar Engeland. Ringo was toen al thuis.

Terug in London gingen ze als vanouds in de studio aan de slag. Maar anders dan voorheen was hier geen hecht collectief meer aan het werk, maar vier solisten die de andere drie alleen maar gebruikten als een begeleidingsband. De nummers die ze in India hadden verzameld en die de basis zouden vormen voor het nieuwe album, lagen muzikaal en inhoudelijk zo ver uit elkaar dat al snel duidelijk werd dat Lennon & McCartney slechts in naam een duo was. Het was bijna niet meer voor te stellen dat de schrijver van het desolate Yer Blues ooit een onscheidbare eenheid vormde met de componist van het aanstekelijk ska-nummer Ob-La-Di, Ob-La-Da. In dat opzicht is The White Album een vooraankondiging van hun soloplaten in de jaren zeventig, waarop Lennon diepgravende en emotionele nummers schreef die melodieus wel eens te kort schieten en McCartney prachtige melodieën zong, met het gevaar van al te veel zoetsappigheid.

In 1968 was de groep tien jaar bij elkaar en in die tijd hadden ze elkaar altijd beter gemaakt, aangevuld, opgezweept tot de grenzen van hun kunnen, ze hadden elkaar daarin nodig gehad en eigenlijk was dat nog steeds zo. Maar ze wilden niet meer. Ze konden ook niet meer.

Zoals een slecht huwelijk liefdevolle periodes kent, zo hadden de Beatles nog hun gezamenlijke momenten; vaak zaten ze dan doelloos te jammen, maar verder was het niet ongebruikelijk dat ze alle vier los van elkaar in verschillende studio’s met hun eigen nummers bezig waren. Beroemd is het voorbeeld dat John en Paul weigerden mee te werken aan George’s nummer While My Guitar Gently Weeps. Voor Lennon was dit overigens niet nieuw: hij was nauwelijks geïnteresseerd in de muziek van Harrison en was er ook zelden op te horen. Harrison die overtuigd was van de kwaliteit van zijn lied, was woedend, voelde zich als jongste Beatle altijd al gekleineerd door de rest en vroeg zijn goede vriend Eric Clapton om mee te spelen. Die voelde daar aanvankelijk weinig voor (een buitenstaander op een Beatlesplaat, dat kon hij zich niet voorstellen) maar ging toch overstag. Pas toen ze Clapton zagen, veranderen de andere Beatles van mening en nog diezelfde dag verzon Paul McCartney het bekende piano-intro.
Voor Harrison was dit een beslissend moment. Hij had altijd genoegen moeten nemen met een plek in de schaduw, maar vanaf nu weigerde hij nog langer concessies te doen die ten koste gingen van zijn werk. Lennon en McCartney waren niet anders gewend en hadden meer dan twintig nummers klaarliggen en zelfs Ringo begon zijn eerste eigen lied op te nemen. Zo ontstond een overvol album waar iedere Beatle zijn plek opeiste.

 

 

Op The White Album is niet alleen de teloorgang van de belangrijkste band uit de popgeschiedenis te horen (op zichzelf al interessant genoeg), maar ook de geboorte van de solo-carrières van drie giganten van de popmuziek. In dat perspectief is het niet meer dan logisch dat de plaat een explosie van stijlen, richtingen en genres is. Vaak wordt dat als de grote zwakte gezien, de lp zou alle kanten opspringen en ze hadden beter de helft van de nummers kunnen schrappen. Maar het tegenovergestelde is waar. Het is juist deze ratjetoe die The White Album haar grootsheid geeft. Samen met de schijnbaar overbodige nummers, de zwakkere songs en de onuitgewerkte snippers geeft ze de dubbel-lp juist dat wat nog nooit eerder op een Beatles album te horen was geweest. The White Album was niet de volgende strak geproduceerde plaat vol hits en oorwurmen, het was de plaat waarop de Beatles de controle verloren. Het is niet alleen een album, maar een zoektocht naar een album. Het is een lp die gaat over het maken van een lp en dat juist op het moment dat de afzonderlijke bandleden volwassen en zelfstandig werden. Ze zongen niet meer dat ze je hand willen vasthouden, maar over hoe zich werkelijk voelden: soms eenzaam, dan weer woedend, opgewonden, religieus of suïcidaal. Op plaat waren ze aan het uitzoeken wie ze waren, als individu, los van de groep. Het is deze zoektocht naar nieuwe identiteiten die The White Album haar unieke karakter geeft.

 

De dubbel-lp was meteen een groot succes en werd niet alleen de populairste Beatlesplaat, maar zelfs het bestverkopende popalbum van de jaren ’60. Zelf hebben de Beatles daar nauwelijks van kunnen genieten. Nog steeds uitgeput en met alleen maar verder oplopende spanningen zaten ze amper twee maanden later, in januari 1969, al weer in de studio te werken aan een volgend album. Het zou hun laatste jaar zijn.

Deel deze pagina:
Bekijk ook